Onderzoeksprojecten

  • Effectiviteit van Forensic Assertive Community Treatment (FACT)
    Fenix is een multidisciplinair team dat werkt volgens de principes van Forensische Assertive Community Treatment (FACT). FACT is gebaseerd op de vaak onderzochte werkvorm 'Assertive Community Treatment' (ACT). Kenmerkend is onder andere de outreachende manier waarop men hulp op meerdere levensdomeinen aanbiedt en ook de intensiteit van de zorg die men kan opschalen. Maar reguliere ACT bewees onvoldoende effectiviteit op forensische uitkomstmaten. Daarom voegde men aan de reguliere ACT forensische elementen toe, zoals de hybride rol van de zorgverlener (therapeutische en controlerende taak) en een goede communicatie met justitie. In dit onderzoeksproject gaat men na of deze forensische adaptatie van reguliere ACT effectiviteit aantoont op forensische en niet-forensische uitkomstmaten en welke factoren hierbij belangrijk zijn. Middelengebruik bij geïnterneerden is een welbekende risicofactor voor forensische en niet-forensische uitkomstmaten, waaronder recidive en wederopsluiting. Binnen Fenix werkte men een behandelprogramma, Fenix+, uit specifiek voor geïnterneerden met een middelenproblematiek. Sinds 2016 verzamelt men socio-demografische, juridische en psychiatrische gegevens van cliënten die geïncludeerd worden binnen het forensische ACT-team (Fenix) en het behandelaanbod voor dubbeldiagnose (Fenix+). De MATE-crimi en de MATE-outcome is een meetinstrument voor toeleiding naar en evaluatie van de zorg voor cliënten met een middelenproblematiek binnen een justitieel kader. Deze wordt bij opstart, na 6 en 12 maanden afgenomen. Tussentijdse resultaten zijn hoopvol voor de effectiviteit van het aanbod. Meer informatie:
  • Affectieve stoornissen bij matig tot ernstig NAH 
    Werken met mensen met een niet-aangeboren hersenletsel (NAH) leert ons dat het detecteren en behandelen van NAH-patiënten met angst- en stemmingsstoornissen complex is. 
    Welke patiënten lopen een vergroot risico? Welk symptoom- of syndroombeeld kunnen we verwachten? We zoeken voortdurend naar nieuwe behandelingsmogelijkheden die zich op verschillende functioneringsdomeinen focussen: fysiek, cognitief en emotioneel. In dit project zet men een longitudinaal onderzoek op om mogelijke risicofactoren van angst- en stemmingsstoornissen na het oplopen van een hersenletsel te detecteren. Meer informatie: margot.hoppenbrouwers@kamillus.broedersvanliefde.be.
  • PTOS-ID-II: uitkomst van behandeling meten voor mensen met een verstandelijke beperking
    Binnen het Nederlandse taalgebied zijn er weinig instrumenten om de uitkomst van een behandeling te meten bij personen met een verstandelijke beperking. Er bestaat wel een dergelijk instrument in het Engels, nl. de Psychological Therapies Outcome Scale-Intellectual Disabilities 2nd Edition (PTOS-ID II; Jackson, Beail, & Vlissides, 2011). 
    Met dit onderzoeksproject wil men een Nederlandstalige versie van deze schaal ontwikkelen. De PTOS-ID II werd vertaald en voorgelegd aan Jarymke Maljaars van de KU Leuven als expert. Daarna volgde een  back-translation door Lies Vandeputte. Deze wordt vergeleken met de oorspronkelijke Engelse versie. De bedoeling is om naar de laatste fase van het onderzoek te gaan en door een factoranalyse de structuur van de vragenlijst na te gaan en te vergelijken met deze van de oorspronkelijke vragenlijst. Meer informatie: Tinne Van Turnhout.
  • Therapeutic drug monitoring (TDM) of antipsychotics (AP): ability tos horten the psychotic syndrome and to minimize side effects
    Het huidige project wil een nieuwe TDM-methode valideren, MyCare Psychiatry, die de arts g
    emakkelijk en in slechts 7 minuten informeert over de serumconcentratie van antipsychotica, in eerste instantie clozapine, door een eenvoudige vingerprik. De doelstellingen van het project zijn:
    • valideren van de MyCare Psychiatrymethode, door bloedconcentraties verkregen door dit apparaat te vergelijken met gouden standaard LCMS-resultaten 
    • onderzoeken of de adequate dosering zoals beoordeeld door MyCare Psychiatry verband houdt met betere symptoomscores en minder bijwerkingen.

Het is ook interessant om het percentage patiënten dat een clozapine-serumconcentratie heeft te evalueren. In een cross" sectioneel onderzoeksopzet zal men 80 patiënten met schizofrenie onder behandeling met clozapine (opgenomen in Zorggroep Sint-Kamillus en het UPC Duffel) onderzoeken. Meer informatie: Jeroen Decoster.

  • Reform in Belgium, Hong Kong and Japan: lessons from three countries
    De laatste decennia is het beleid voor geestelijke gezondheidszorg in landen met een verschillende financiële en sociale achtergrond ontwikkeld, ingevoerd en hervormd. De vereisten van de geestelijke gezondheidszorg verschilt afhankelijk van de financiële, demografische, sociale en culturele achtergrond van het land. 
    Er blijkt een noodzaak om de sleutelelementen van een goede geestelijke gezondheidszorg  te identificeren. Daarom startte The national center of neurology and psychiatry van Japan een onderzoeksproject. Men wil tijdens dit onderzoek het beleid voor geestelijke gezondheidszorg van verschillende landen analyseren en informanten interviewen. Op basis van deze informatie gaat men beleidssuggesties formuleren die kunnen helpen bij het ontwikkelen van een kwalitatieve geestelijke gezondheidszorg. Het onderzoeksteam doet analyses in Japan, Hong Kong en België. Meer informatie: Jeroen Decoster

Onderzoeksprojecten

  • Effectiviteit van Forensic Assertive Community Treatment (FACT)
    Fenix is een multidisciplinair team dat werkt volgens de principes van Forensische Assertive Community Treatment (FACT). FACT is gebaseerd op de vaak onderzochte werkvorm 'Assertive Community Treatment' (ACT). Kenmerkend is onder andere de outreachende manier waarop men hulp op meerdere levensdomeinen aanbiedt en ook de intensiteit van de zorg die men kan opschalen. Maar reguliere ACT bewees onvoldoende effectiviteit op forensische uitkomstmaten. Daarom voegde men aan de reguliere ACT forensische elementen toe, zoals de hybride rol van de zorgverlener (therapeutische en controlerende taak) en een goede communicatie met justitie. In dit onderzoeksproject gaat men na of deze forensische adaptatie van reguliere ACT effectiviteit aantoont op forensische en niet-forensische uitkomstmaten en welke factoren hierbij belangrijk zijn. Middelengebruik bij geïnterneerden is een welbekende risicofactor voor forensische en niet-forensische uitkomstmaten, waaronder recidive en wederopsluiting. Binnen Fenix werkte men een behandelprogramma, Fenix+, uit specifiek voor geïnterneerden met een middelenproblematiek. Sinds 2016 verzamelt men socio-demografische, juridische en psychiatrische gegevens van cliënten die geïncludeerd worden binnen het forensische ACT-team (Fenix) en het behandelaanbod voor dubbeldiagnose (Fenix+). De MATE-crimi en de MATE-outcome is een meetinstrument voor toeleiding naar en evaluatie van de zorg voor cliënten met een middelenproblematiek binnen een justitieel kader. Deze wordt bij opstart, na 6 en 12 maanden afgenomen. Tussentijdse resultaten zijn hoopvol voor de effectiviteit van het aanbod. Meer informatie:
  • Affectieve stoornissen bij matig tot ernstig NAH 
    Werken met mensen met een niet-aangeboren hersenletsel (NAH) leert ons dat het detecteren en behandelen van NAH-patiënten met angst- en stemmingsstoornissen complex is. 
    Welke patiënten lopen een vergroot risico? Welk symptoom- of syndroombeeld kunnen we verwachten? We zoeken voortdurend naar nieuwe behandelingsmogelijkheden die zich op verschillende functioneringsdomeinen focussen: fysiek, cognitief en emotioneel. In dit project zet men een longitudinaal onderzoek op om mogelijke risicofactoren van angst- en stemmingsstoornissen na het oplopen van een hersenletsel te detecteren. Meer informatie: margot.hoppenbrouwers@kamillus.broedersvanliefde.be.
  • PTOS-ID-II: uitkomst van behandeling meten voor mensen met een verstandelijke beperking
    Binnen het Nederlandse taalgebied zijn er weinig instrumenten om de uitkomst van een behandeling te meten bij personen met een verstandelijke beperking. Er bestaat wel een dergelijk instrument in het Engels, nl. de Psychological Therapies Outcome Scale-Intellectual Disabilities 2nd Edition (PTOS-ID II; Jackson, Beail, & Vlissides, 2011). 
    Met dit onderzoeksproject wil men een Nederlandstalige versie van deze schaal ontwikkelen. De PTOS-ID II werd vertaald en voorgelegd aan Jarymke Maljaars van de KU Leuven als expert. Daarna volgde een  back-translation door Lies Vandeputte. Deze wordt vergeleken met de oorspronkelijke Engelse versie. De bedoeling is om naar de laatste fase van het onderzoek te gaan en door een factoranalyse de structuur van de vragenlijst na te gaan en te vergelijken met deze van de oorspronkelijke vragenlijst. Meer informatie: Tinne Van Turnhout.
  • Therapeutic drug monitoring (TDM) of antipsychotics (AP): ability tos horten the psychotic syndrome and to minimize side effects
    Het huidige project wil een nieuwe TDM-methode valideren, MyCare Psychiatry, die de arts g
    emakkelijk en in slechts 7 minuten informeert over de serumconcentratie van antipsychotica, in eerste instantie clozapine, door een eenvoudige vingerprik. De doelstellingen van het project zijn:
    • valideren van de MyCare Psychiatrymethode, door bloedconcentraties verkregen door dit apparaat te vergelijken met gouden standaard LCMS-resultaten 
    • onderzoeken of de adequate dosering zoals beoordeeld door MyCare Psychiatry verband houdt met betere symptoomscores en minder bijwerkingen.

Het is ook interessant om het percentage patiënten dat een clozapine-serumconcentratie heeft te evalueren. In een cross" sectioneel onderzoeksopzet zal men 80 patiënten met schizofrenie onder behandeling met clozapine (opgenomen in Zorggroep Sint-Kamillus en het UPC Duffel) onderzoeken. Meer informatie: Jeroen Decoster.

  • Reform in Belgium, Hong Kong and Japan: lessons from three countries
    De laatste decennia is het beleid voor geestelijke gezondheidszorg in landen met een verschillende financiële en sociale achtergrond ontwikkeld, ingevoerd en hervormd. De vereisten van de geestelijke gezondheidszorg verschilt afhankelijk van de financiële, demografische, sociale en culturele achtergrond van het land. 
    Er blijkt een noodzaak om de sleutelelementen van een goede geestelijke gezondheidszorg  te identificeren. Daarom startte The national center of neurology and psychiatry van Japan een onderzoeksproject. Men wil tijdens dit onderzoek het beleid voor geestelijke gezondheidszorg van verschillende landen analyseren en informanten interviewen. Op basis van deze informatie gaat men beleidssuggesties formuleren die kunnen helpen bij het ontwikkelen van een kwalitatieve geestelijke gezondheidszorg. Het onderzoeksteam doet analyses in Japan, Hong Kong en België. Meer informatie: Jeroen Decoster